broer verloren in lapland
- lynnletteboer
- 2 okt
- 7 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 28 okt
Tijdens mijn stage bij VROUW kreeg ik de kans om Lara Taveirne te interviewen. Ze vertelde openhartig over het aangrijpende verhaal van haar broer Wolf, die verdween en later overleden werd teruggevonden in een Laplands bos. De manier waarop Lara op een poëtische manier kon vertellen over dit enorme verlies maakte grote indruk op me. (Dit betreft mijn eigen versie, die afwijkt van de uiteindelijke publicatie in De Telegraaf.)

Tien jaar na de dood van haar jongste broer Wolf brengt schrijfster en theatermaakster Lara Taveirne (41) een boek uit waarin ze terugblikt op zijn verdwijning, de maandenlange onzekerheid en het dagboek dat werd gevonden aan zijn lichaam in Lapland. In een openhartig gesprek vertelt ze over hun jeugd in een warm en creatief gezin van vijf kinderen, over de kracht van verbeelding en over hoe ze als schrijver én als zus haar weg zocht in het rouwen.
Een kleurrijk gezin
"Wij werden altijd een kleurrijk gezin genoemd. Dat kwam deels door mijn moeder die onze kleding zelf maakte, met zoveel mogelijk kleuren en motieven. Daarnaast hadden we allemaal uitgesproken passies, zoals kleermaken, schilderen, schrijven en theater.
Er was veel vertrouwen en vrijheid. We geloofden allemaal heilig in het zinnetje ‘alles komt goed.’ Dat zinnetje verloor zijn glans toen mijn jongste broer verdween en later dood werd teruggevonden in Lapland.
Een broertje
Toen mijn moeder vertelde dat ze zwanger was, was ik de gelukkigste persoon op aarde. Als tienjarig meisje dacht ik oprecht dat ze die baby speciaal voor mij had gemaakt. Wolf en ik waren in onze jonge jaren onafscheidelijk.
Ook later, toen ik al een gezin had en hij studeerde, bleef hij betrokken. Hij speelde mee in mijn voorstellingen, hielp klussen aan mijn huisje op het platteland en schoot op ratten met mijn kinderen.
De laatste keer
Ik had een theatervoorstelling geschreven, waar Wolf zou komen kijken. Hij kwam veel te laat binnen en zwaaide van een afstand. Op zijn gemakje liep hij naar boven, naar het regiehok en omhelsde mij, iets wat niet vanzelfsprekend was in ons gezin. Denkend dat hij me zat te pesten, omdat hij al te laat was, zei ik: “Wolf, doe niet zo raar.”
Het stuk ging over een broer die verdween. Achteraf weet ik dat Wolf zijn plannen toen al had gemaakt, dus het zal bij hem binnengekomen zijn. Hij zou achteraf eigenlijk met vrienden naar huis rijden, maar hij was al weg toen de voorstelling voorbij was. Ik heb hem daarna nooit meer gezien.
Het verdwijnen
Wolf had zijn verdwijning heel goed in scene gebracht. Vanuit zijn studentenkamer mailde hij mijn ouders om aan te geven dat hij inhaallessen had en zijn lader thuis had laten liggen, dus hij zou niet thuiskomen en was niet bereikbaar. Maar dat ging mis. Mijn ouders hebben de lader meegegeven aan een vriend van hem en hij liet de volgende dag al weten dat Wolf nog steeds zijn oplader niet van zijn deurklink had gepakt.
Mijn ouders en jongste zus zijn naar zijn studentenkamer gereden. Zijn laptop en telefoon lagen op tafel en mijn vader vond tussen zijn afval snippers van een afscheidsbrief.
We hielden ons al snel vast aan de hoop dat als hij hem verscheurde, hij zich misschien bedacht had. Zijn zoekgeschiedenis liet zien dat hij naar het noorden wilde. We fantaseerden dat hij op reis was en daarover zou schrijven. Mijn vader mailde hem elke dag om hem plezier te wensen en te vragen of hij nog een keer zou bellen. Ik had geen idee hoe rekbaar en ontzettend sterk hoop is in een mensenhoofd.
De lange stilte
Het is niet zo dat we vanwege die hoop stilletjes op de bank zaten te wachten. De politie was meteen betrokken, we hebben zoekacties gedaan, jeugdherbergen aangeschreven, hotels gebeld, sporen nagelopen, maar Wolf had een voorsprong die we niet konden inhalen. En toen volgde er een lange stilte. Zes maanden waarin je hoopt, tegen beter weten in.
Een narcis
In de tijd van zijn verdwijning woonde ik op het platteland en daar is tijd heel voelbaar door de seizoenen. Ik weet nog dat ik de was aan het ophangen was. Het was koud, ik droeg een dikke jas en de kleren waren stijf van de vorst. Toen zag ik plots een narcis uit de grond komen. Eén enkel, koppig bloempje. En ik dacht: het is lente en mijn broer is nog steeds weg. Dat was het moment dat het doordrong. De tijd is doorgegaan zonder hem. Mijn broer komt niet meer terug.
Het telefoontje
Zes maanden na zijn verdwijning was ik aan het werk op een stadsboerderij van vrienden in Nederland. Het was bloedheet, iedereen zat verspreid over het veld met handen in de aarde. Mijn vriendin kwam naar me toe, hield mijn telefoon omhoog en zei: ‘Je telefoon blijft maar rinkelen.’ En precies op dat moment ging hij weer. Mijn vader.
Hij herhaalde dezelfde zin: ‘Ze hebben Wolf gevonden. In het bos.’ Mijn hoofd vulde de leegtes in met goed nieuws. Hij is gevonden, dacht ik, dat is goed! Ik luisterde naar de stem van mijn vader en dacht even dat hij zijn geluk niet op kon, tot ik doorhad dat het niet lachen was wat ik hoorde, maar verdriet.
In een bizarre reactie begon ik te rennen, alsof ik dacht dat ik zo het verdriet voor kon blijven. Vanuit de akkers stond ik plotseling stil tussen de huizen en de mensen. Daar stonden twee kinderen die me aankeken alsof ik van een andere planeet kwam. Toen heeft het verdriet me ingehaald en ben ik daar op een bankje ingestort.
Het dagboek
We wisten al snel dat er aan zijn lichaam een dagboek was gevonden, waar we ons heel hard aan vast klampten. Ik was doodsbang om het te lezen en ik denk wij allemaal.
We hoopten eerst nog dat Wolf het avontuur onderschat had, misschien had hij kou geleden of was hij gevallen. Maar het dagboek maakte duidelijk dat het zijn plan was. Zo omschreef hij in zijn dagboek: De dood is zo aandoenlijk gewoon. Hetzelfde niets voor nul uur per dag. Daar wil ik heen. Daarom stap ik zo stevig door. In het hoge noorden zal ik stoppen. Voor altijd. Met het noorderlicht dat boven mijn lijk danst.
Ik weet zeker dat een zelfdoding de zwaarste vorm van dood is, omdat er onherroepelijk een schuldgevoel aan vast zit. Je hebt iets niet gezien, je hebt blijkbaar iets niet genoeg gegeven, want iemand besluit voor altijd bij je weg te gaan.
Ik voelde schuld. Niet omdat ik niet genoeg met hem sprak, want dat deed ik wel. Hij was geen eenzame, depressieve jongen. Mijn schuldgevoel zit in de toekomstbeelden die ik hem als kind voorhield: groots, wild, met veel liefde, huizen, reizen. En toen ik dertig was, had ik gewoon een gezin, een man, een huis, geen avontuur. Ik denk soms dat ik hem misschien een wereld had moeten laten zien die magischer was. Misschien had hij dan ook kunnen geloven dat die voor hem bestond.
De fiets
Er stond een uitgebreid afscheid van zijn fiets in het dagboek. Dat trouwe fietsje zonder slot achtergelaten in een luxe fietsrek met zeezicht. De laatste vriendin die ik nog onder ogen zal komen. Niet van ons. Mijn moeder had daar een theorie over, ze zei: ‘Wolf kon niet over ons schrijven. Op het moment dat hij één van onze namen had neergeschreven, was hij teruggekomen.’ Dat is een gedachte waar ik mee kan leven.
De drang tot verhalen
Wat Wolf en ik deelden, was een onstilbare drang om het leven te vertalen naar verhalen. Niet zoals het was, maar zoals het had kunnen zijn. Wolf zijn droom was om schrijver te worden. Dat was ook waarom ik uiteindelijk besloot dit boek te schrijven. Niet omdat ik vond dat ik hem het beste kende, maar omdat wij die band hadden. Hij had het dagboek goed ingepakt en vastgebonden om zijn lichaam. Een duidelijke kreet dat hij wilde dat het gedeeld ging worden, dus ik heb het verwerkt in mijn boek.
Ik vind het moeilijk om toe te geven, maar ik schreef het boek met een grote afstand. Als schrijver, zonder teveel emoties. Pas toen ik het boek af had en geprint met in grote letters WOLF op de kaft op tafel legde bij de uitgeverij, toen brak ik. Ik heb hem gebracht waar hij wilde zijn.
Verwerking
Voor mij was het schrijven van dit boek nooit om het te verwerken. Ik kan goed met verdriet omgaan, maar ik had vooral last van angst. Die angst zat helemaal in het hoge noorden op de plek waar Wolf gestorven was.
Ik heb in eerste instantie over de reis geschreven zonder het daadwerkelijk gedaan te hebben. Mijn redacteur zei dat het geloofwaardig was, dus eigenlijk had ik voor het boek niet hoeven gaan. Maar ik besloot het toch te doen, voor mezelf.
De reis
Ik ben alleen gegaan, maar ik heb een beetje valsgespeeld. De nachttrein verliep goed, tegen alle verwachtingen in, maar toen ik naar het bos moest wandelen kreeg ik paniekaanvallen. Ik ben opgekruld in een bushokje gaan zitten en belde mijn man. “Ik ga niet dat bos in,” bleef ik herhalen. Hij begon te vragen welke kant ik was opgelopen, wat ik eerst heel irritant vond, maar toen hij vroeg of ik een bepaald bordje zag en ik ‘ja’ zei, zei hij: ‘ik ben bij je via Google Maps.’ Hij liep mee, op afstand. En samen zijn we tot aan de voetgangerstunnel gekomen waar zijn route stopte. Toen ben ik alleen verder gegaan.
Het bos was niet beangstigend, zoals ik dacht. Het was een plek vol ongeremde natuur. Toen ik terugkeerde, in de luchthaven in België, werd er gezegd dat mijn bagage zoek was. En ik dacht: dat klopt, ik ben lichter teruggekomen. Ik heb de angst daar achtergelaten.
De publicatie
Na de publicatie van het boek (nu zes maanden geleden) vertel ik continu het verhaal, in interviews, lezingen en gesprekken. Ik krijg nog steeds elke dag berichten van mensen die zich herkennen, die hun eigen verdriet met me delen. Dat is intens en dat merkte ik twee weken geleden toen ik thuis kwam en ineens door mijn benen zakte.
Maar tegelijkertijd wens je elk boek zoveel lezers toe. Het is bijzonder dat dit verhaal zoveel harten raakt. Niemand is ooit sensationeel omgesprongen met het verhaal. Er is alleen maar liefde geweest en daar ben ik heel dankbaar voor.
Wat me het meeste raakt, zijn mensen die Wolf gekend hebben en me iets over hem vertellen wat ik nog niet wist. Een herinnering. Dat zijn de mooiste cadeaus die je iemand kunt geven als iemand gestorven is.
Ik ben iemand die makkelijk mijn kwetsbaarheid toont en ik heb geleerd: als je iets geeft, krijg je ook iets terug. Mensen openen zich, spiegelen zich, verbinden zich. En daarin zit misschien toch iets van troost."





